DOOR: NICO VERBEEK
Het departement van Boyacá, geboorteplaats van talrijke illustere Colombianen, zoals wielrenner Nairo Quintana, is een van de regio’s van Colombia die het minst aantal besmettingen met het corona-virus hebben gehad. Tot het weekend van 1 en 2 mei waren er slechts 46 besmettingen en één sterfgeval. Precies 102 jaar geleden was het helemaal anders en ging Boyacá juist zwaar gebukt onder die andere pandemie, waar veel over wordt geschreven en gefilosofeerd in deze donkere dagen van epidemische ziektes: de Spaanse Griep van 1918-1919.
Ik vond een interessant historisch onderzoek, uitgevoerd door het Museum van de Geschiedenis van de Gezondheid in Tunja, dat voor het eerst bewijst dat Boyacá, wat Colombia betreft, na hoofdstad Bogotá, het zwaarst werd getroffen door de Spaanse Griep. Het onderzoek is gebaseerd op een uitgebreide speurtocht in de overlijdensregisters van tientallen parochies in het departement. Meer dan 100.000 overlijdensregisters werden geraadplaagd in de periode van 1912 tot 1927.
De Spaanse Griep kwam, in oktober 1918, Boyacá binnen over de autoweg: het waren de voerlui, de wagen- en karbestuurders die de infectie meebrachten vanuit Bogotá. De pandemie verspreidde zich via de Carretera Central del Norte over alle 105 gemeentes van het departement, waarbij vooral de hoger gelegen gebieden relatief zwaar werden getroffen.
Tussen 1918 en 1921 werden 28.708 sterfgevallen geregistreerd, waarvan 3.781 met de diagnose van griep, en van dit aantal vond 52,2 procent plaats in 1918. De bevolking van Boyacá bedroeg op dat moment 586.000 inwoners – Colombia telde in die periode ongeveer 5 miljoen inwoners, nu tien keer zoveel. Er waren 2.019 sterfgevallen in de maanden oktober en november 1918, een gemiddelde van 4,8 per duizend inwoners.
Een interessant resultaat van het onderzoek is de relatie die het aantoont tussen het risico te sterven aan de pandemie en de hoogte van de gemeente waar de slachtoffers van de griep wonen. Hoe hoger het aantal meters boven zeeniveau, hoe groter het aantal slachtoffers van de Spaanse Griep. De kans om te sterven nam vooral toe vanaf een hoogte van 2000 meter. Dit resultaat suggereert dat de hoeveelheid zuurstof die beschikbaar is, een rol speelt bij de vatbaarheid voor de griep.
De verwoestende gevolgen van de pandemie voor de bevolking van Boyacá hadden ook te maken met de tekortkomingen in de gezondheidszorg en met de slechte hygiënische omstandigheden. De meeste inwoners van het departement waren straatarm en woonden bovendien met veel te veel personen in één woning, twee factoren die bijdroegen aan de mortaliteit van de pandemie.
De toegang tot de gezondheidszorg was beperkt. In 1916 hadden slechts 25 gemeentes in Boyacá een ‘medisch centrum’ (ziekenhuis is een te groot woord), en bovendien waren ze allemaal afhankelijk van de vrijwillige giften van de zogenaamde ‘Comités van Liefdadigheid’.
Volgens het onderzoek was, behalve de hoogte van de gemeentes waar de personen woonden, de leeftijd ook een bepalende factor. In vergelijking met andere gebieden in Colombia en in de wereld, vond er in Boyacá een grotere sterfte plaats in de leeftijdsgroep van twintig tot veertig jaar. Die was zelfs groter in deze leeftijdsgroep dan onder minderjarigen van vijf jaar en onder volwassenen van ouder dan zestig jaar, normaal gesproken de groepen die het meest kwetsbaar zijn voor de besmettelijkheid van dergelijke virussen.
Het lokale dagblad La Linterna beschreef de gevolgen van de Spaanse Griep in de veschillende gemeentes van Boyacá en vooral in de hoofdstad Tunja. Een journalist van de krant zag ‘het pijnlijk treuren van de arme arbeiders die van de ene op de andere dag verrast worden door de dood (…) In Oicatá worden de kadavers op straat achtergelaten, want niemand wil of durft ze te begraven. In Combita zijn er dagen van tien dodelijke slachtoffers, in sommige huizen woont helemaal niemand meer…’
Ook was er nog veel onkunde over de manier waarop een epidemie zich kon verspreiden en ook hielpen de culturele gewoontes niet mee. Op 8 november 1918, een marktdag, op het hoogtepunt van de pandemia, organiseerde bisschop Eduardo Maldonado een grote processie door de straten van Tunja, waarin werd gebeden ‘dat de plaag die ons teistert spoedig moge eindigen’.
Bij de processie werden beelden meegedragen van Christus, van San Antonio, patroonheilige van de zieken, en van San Roque, de beschermheilige van de epidemieën. De tocht ging langs het Parque Pinzón, de Plaza Bolívar, het Parque de los Mártires, de uitrit naar Bogotá en opnieuw terug via de Heuvel van Santo Domingo.
De processie werd vergezeld door een koor van gevangenen die in de buurt waren geweest van een Venezolaan die was overleden aan de gevolgen van ‘een flinke griep’. Zoals te verwachten was in deze vrome stad, werd de processie massaal bezocht en zorgde die ervoor dat de godsvrucht van de inwoners van Tunja toenam, maar ook de tragiek van het leven én de besmetting van de Spaanse Griep…
Over Nico
Nico woont in al vele jaren in Medellín. Hij geeft Nederlandse les aan Colombiaanse burgers en is schrijver. Hij schreef onder andere de boeken: Het kartel van de narcos, Eigen doelpunt en De wrekers van Medellín.
Reacties: info@colombiaans. nl
Volg ons op social media!
Wil je niets missen? Krijg jij geen genoeg van Colombia? Volg ons dan via onderstaande kanalen. Wil je als eerste een notificatie op jouw telefoon krijgen? Stuur ons dan een bericht en jouw nummer wordt toegevoegd aan onze database.
* Met het doorgeven van jouw nummer ga je akkoord dat we je gratis berichten via Whatsapp sturen die te maken hebben met Colombiaans.nl, onze diensten, advertenties en producten.
Verbeek schreef onder meer onderstaande boeken
Lees ook
» Alles over Simon Bolívar
» Geen tweede kans voor deze Colombiaanse narco
» Colombiaans.nl – exclusive Andrés Escobar – De Kronieken van een Heer
» Openingswedstrijd Copa America in teken van Andrés Escobar
» 22e sterfjaar van Andrés Escobar
» De moord op Colombiaanse minister Lara, vandaag 35 jaar geleden» Colombia en Venezuela, op de grens van oorlog… in 1987
» Honderd jaar Spaanse griep in Colombia
» Gabriel García Márquez en de bananenstaking
» Mijn naam is Juan Pablo alias Sebastián Marroquín, zoon van Pablo Escobar