Waarschijnlijk zijn de twee bekendste Colombianen in de wereld Pablo Escobar en Gabriel García Márquez, de Nobelprijswinnaar die op 17 april 2014 overleed. Hij is de schrijver van het beroemde boek Honderd Jaar Eenzaamheid. Daarin wordt voor het eerst gesproken over Macondo, het fictieve dorp dat Márquez verzon, maar de gebeurtenissen in het boek lijken een verrassend ‘echte’ weergave te zijn van bepaalde episodes uit de Colombiaanse geschiedenis.
Voetbal is niet alleen belangrijk omdat Colombia daarin als land successen boekt. Ook biedt deze sport talrijke jongens de kans om te dromen van een andere toekomst. Vooral jongens die door de omgeving waarin ze opgroeien, weinig kans hebben op goed onderwijs, een stabiele familie en maar moeten afwachten hoe ze later de kost zullen verdienen. Datzelfde gold voor voetballers als René Higuita, Faustino Asprilla en Leonel Alvarez, die afkomstig waren uit achterstandswijken als Castilla, Popular of Zamora en dankzij het voetbal hun lot een andere wending wisten te geven.
Veel jongens in dergelijke wijken groeien op in eenoudergezinnen en gaan al na de basisschool van school af. Er zijn maar weinig volwassenen die zich om hun toekomst lijken te bekommeren en ook van de overheid hoeven ze weinig te verwachten. De illusie op een dag met voetbal successen te vieren, houdt veel van die jongens op het rechte pad.
Colombia is groot
Behalve de geografische positie is ook de topografie van Colombia benijdenswaardig. Het Colombiaanse landschap is een unieke combinatie van bergen, laagland, rivierdelta’s en tropisch regenwoud. Colombia is wat biologische diversiteit betreft het tweede land in de wereld: behalve Brazilië is er geen enkel land dat over zoveel verschillende soorten flora en fauna beschikt. Colombia beschikt over grote natuurlijke rijkdommen, zoals goud, olie en steenkool en het is daarom begrijpelijk dat hier de legende van ‘El Dorado’ (de Gouden Stad) zijn oorsprong vindt. Driehonderd jaar lang was Colombia de belangrijkste goud-exporteur ter wereld.
In Colombia zijn vrijwel alle denkbare landschappen te vinden, variërend van het tropisch regenwoud in het departement Chocó aan de Stille Oceaan, waar de hoogste regenval van de planeet wordt geregistreerd, tot aan het hooggebergte van de Siërra Nevada de Santa Marta in het noordoosten, waar zich op 5.775 meter de hoogste piek van Colombia bevindt, de Cristobal Colón. De Oostelijke Laagvlakten, de ‘Llanos Orientales’ is een gebied van oneindige prairies, die in grasland veranderden na het kappen van het regenwoud. Veeteelt is hier traditioneel de belangrijkste bron van bestaan en de llaneros of ‘cowboys’ vormen de belangrijkste beroepsgroep.
Het uitgestrekte Amazonegebied in het zuiden van het land bestaat voor een groot deel uit ongerept regenwoud. Hier stromen talrijke rivieren en riviertjes, zijtakken van de Amazone en de Orinoco, met fraaie namen als de Caquetá, de Putumayo, de Vaupés en de Guaviare. Met het opschuiven van de agrarische grens, de kolonisatie en de uitbreiding van de cocateelt wordt het ecologisch evenwicht echter steeds meer bedreigd.
Colombia is daarom eerder een verzameling van regio’s dan één land. Dat komt vooral door de omvang van het land en ook door de ligging van de bergen, waardoor er eeuwenlang nauwelijks contact tussen de verschillende delen van het land mogelijk was. Drie Andes-bergruggen bedekken het land: de Oostelijke, de Centrale en de Westelijke Bergketen en die vormen een moeilijk te nemen hindernis voor elke verbinding over land. Om die reden ontwikkelden de regio’s van het land zich door de jaren heen als aparte culturen. Daarom schreef de beroemde Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges eens dat Colombia geen echt land of ‘natie’ is, maar eerder een acto de fé, een geloofsdaad. Alleen als de nationale voetbalselectie speelt, voelt Colombia zich, 90 minuten lang, één land.
Volgens het DANE, het Colombiaanse statistiekbureau, had Colombia in 2013 een bevolking van 47.121.089 inwoners. In de hoofdstad Bogotá woonden toen 7,5 miljoen mensen. Andere miljoenensteden zijn Medellín, Cali en de havenstad Barranquilla. De twee belangrijkste steden van Colombia liggen op grote hoogte: Bogota op 2.600 meter boven zeeniveau en Medellín op 1.500 meter. Het grootste deel van de Colombiaanse bevolking woont van oudsher in het middelgebergte of in het hooggebergte.
De geschiedenis van Colombia: veel meer dan Honderd Jaar Eenzaamheid
Net als de rest van Zuid-Amerika, met uitzondering van Brazilië, Suriname, Brits en Frans Guyana, was Colombia tot aan het begin van de negentiende eeuw een Spaanse kolonie. Vooral dankzij Simon Bolivia, El Libertador (de Bevrijder), werden de landen uit de regio onafhankelijk. In 1819 werden de Spanjaarden definitief verslagen en werd de republiek van Groot-Colombia uitgeroepen. De nieuwe natie bestond uit de voormalige koloniën Venezuela, Ecuador en Nieuw Granada, zoals Colombia in de koloniale tijd heette. Het ideaal van Simon Bolívar was om van de verschillende kolonies één natie te maken, waarbij hij nadrukkelijk het voorbeeld van de Verenigde Staten voor ogen had. Het Groot-Colombiaanse ideaal was echter geen lang leven beschoren: de federatie viel al snel uit elkaar en de verschillende naties gingen hun eigen weg, tot grote spijt van Bolívar.
Een onvoorzien gevolg van de oorlog was het verlies van Panama, tot dan toe een Colombiaanse provincie, dat zich met behulp van de Verenigde Staten van Colombia afscheidde. De Amerikaanse regering onderhandelde liever met een zwakke, onafhankelijke staat als Panama over het graven van een Panama-Kanaal dan met een groot land als Colombia. De machtsverhoudingen in de regio waren definitief veranderd: niet langer Engeland en Spanje, maar de Verenigde Staten was voortaan de mogendheid die de dienst uitmaakte.
De bekendste held uit de Oorlog van de Duizend Dagen was de liberale generaal Rafael Uribe Uribe, die eerst in opstand kwam tegen de conservatieve regering en die het, toen de militaire strijd verloren was, opnam voor de onderdrukten in het land, voor de stemloze massa’s, voor de landloze boeren en voor de arbeiders in de stad. Die in zijn beide missies weinig succesvol was, maar die tegenwoordig in bijna elke belangrijke Colombiaanse stad aanwezig is met een standbeeld. Die voor de volksmassa’s een held was, maar die door de conservatieven werd beschouwd als een gevaarlijke cryptocommunist. Rafael Uribe Uribe werd in 1914 in Bogotá door werkeloze arbeiders vermoord.
Het is ook aan de noordelijke kust, het land van Macondo en van Carlos ‘El Pibe’ Valderrama, waar het voetbal, van oorsprong een Engelse uitvinding, Colombia binnenkomt. Colombia kwam pas relatief laat met het voetbal in aanraking, want het land kende niet de grote toevloed van Europese immigranten van landen als Argentinië, Uruguay en Brazilië. Daar was de sport meegereisd met de Britse immigranten die in de tweede helft van de negentiende eeuw naar het zuiden van het Amerikaanse continent migreerden en de talrijke Engelse namen van de voetbalclubs daar (River Plate, Arsenal, Racing…) laten zien hoe belangrijk de Britse invloed was.
Hoewel er weinig precieze gegevens over de oorsprong van het voetbal in Colombia voorhanden zijn, wordt aangenomen dat de Atlantische Kust een belangrijke rol heeft gespeeld in de pioniersfase. Vanuit havensteden als Barranquilla en Santa Marta werden aan het begin van de twintigste eeuw de eerste spoorlijnen aangelegd, die de kust met het binnenland verbonden. Bij de aanleg van die spoorwegen waren Engelse aannemers, ingenieurs en arbeiders betrokken. Om de vrije tijd door te komen organiseerden ze wedstrijdjes die geleidelijk de interesse opwekten van de lokale jeugd.
Volgens historicus Mike Urueta uit Barranquilla zou op 6 augustus 1904 in die stad de eerste officiële voetbalwedstrijd hebben plaatsgevonden. In 1908 werd Barranquilla Fútbol Club opgericht, die wordt beschouwd als de oudste voetbalclub van Colombia. Maar die club bestaat niet meer en daarom is Deportivo Independiente Medellín (DIM), dat als sinds 1913 bestaat, de oudste club van het land. De meest succesvolle club uit Medellín is Atlético Nacional, dat veertien keer kampioen werd. Ook wist Nacional in 1989, met sterspelers als Andrés Escobar, René Higuita en Leonel Alvarez, de Copa Libertadores te winnen, het belangrijkste toernooi in Zuid-Amerika.
Na de moord op Gaitán, op 9 april 1948, veranderde de hoofdstad Bogotá in een compleet slagveld: kerken, trams en publieke gebouwen werden in brand gestoken, gevangenissen geopend en winkels geplunderd. Honderden mensen kwamen om het leven en de oude binnenstad werd zo goed als vernield. Het oproer verspreidde zich over het gehele land, en overal stonden liberalen en conservatieven elkaar naar het leven.
De burgeroorlog leidde tot een totale sociale ontwrichting van het leven op het platteland. De traditionele politici bleken niet in staat het geweld, dat ze zelf hadden ontketend, een halt toe te roepen. Het leger, dat steeds een belangrijke machtsfactor op de achtergrond vormde, greep uiteindelijk in. Op 13 juni 1953 nam de commandant van de strijdkrachten, generaal Gustavo Rojas Pinilla, de macht over.
Hoewel het Nationaal Front een einde maakte aan de (openlijke) oorlog, vormde het monsterverbond de basis voor het corrupte, cliëntelistische en slechts in naam democratische politieke systeem, waar Colombia nog steeds mee zit. Politieke bewegingen buiten de twee partijen kregen nooit een echte kans, wat ertoe bijdroeg dat velen het gewapende verzet van de linkse guerrillagroepen als enige ‘echte’ politieke alternatief gingen beschouwen.
Een derde belangrijke guerrillagroepering was de M-19, Movimiento 19 de abril. De naam verwijst naar 19 april 1970, toen presidentskandidaat Misael Pastrana namens de Conservatieve partij de verkiezingen won, ten koste van voormalig sterke man Rojas Pinilla. Dat gebeurde volgens velen op frauduleuze wijze en als protest werd M-19 opgericht, een stedelijke guerrillagroepering.
De eerste regering die werkelijk probeerde om een bestand te bereiken met de guerrillagroeperingen in het land, was die van president Belisario Betancur (1982-1986). Hij bood de guerrilla amnestie aan en een wapenstilstand. Maar de vredesonderhandelingen met de FARC en M-19 liepen uiteindelijk op niets uit en vanaf de tweede helft van de jaren tachtig ging de oorlog tussen regering en guerrilla weer ‘gewoon’ verder.
In november 1985 werd Colombia slachtoffer van een grote natuurramp. Door de uitbarsting van de vulkaan Nevado del Ruiz werd het stadje Armero volkomen van de aardbodem gevaagd. Midden in de nacht kwam een metersdikke modderstroom via een aantal riviertjes omlaag en voordat de inwoners konden vluchten, was de hele stad al bedekt met een metersdikke laag modder. De lawine sleurde alles op haar tocht mee en van het stadje bleef niets meer over. Naar schatting 25 duizend mensen kwamen om het leven.
In de jaren tachtig kwam de drugshandel op en die begon de Colombiaanse maatschappij steeds meer te ontwrichten. Verschillende maffiagroepen, onder andere het kartel van Medellín en het kartel van Cali, kregen steeds meer macht, zorgden ervoor dat corruptie en geweld toenamen en dat Colombia steeds meer in de greep raakte van de maffiose cultuur van het ‘snelle geld’.
De jaren negentig lieten ook de opkomst zien van de zogenaamde paramilitairen, gewapende organisaties die werden opgericht om tegenwicht te bieden aan de toenemende macht van de FARC en het ELN. Hun strijd tegen de guerrilla was echter vooral een voorwendsel, een rechtvaardiging om gewapenderhand hun territoriale macht te kunnen vergroten. Paramilitairen waren ‘gewone’ drugshandelaren die hun militaire macht gebruikten om complete regio’s van het land in te nemen, meestal in samenwerking met traditionele politici, met wie ze een alliantie aangingen. Het paramilitaire project slaagde er wel in om de opmars van de FARC in verschillende delen van het land tot staan te brengen, wat meestal gepaard ging met massamoorden en het verdrijven van boeren op het platteland.
Als reactie hierop werd in 2002 Alvaro Uribe tot president gekozen. Hij was eerder gouverneur van het departement van Antioquia geweest en een van de felste tegenstanders van onderhandelingen met de FARC. Hij beloofde de guerrilla met harde hand aan te pakken. In 2008 werden in die strijd grote successen geboekt: belangrijke commandanten werden uitgeschakeld en op 2 juli van dat jaar werden Ingrid Betancourt en veertien andere personen, die eerder door de FARC waren ontvoerd, in een spectaculaire operatie (Operación Jaque) van het Colombiaanse leger bevrijd.
Sinds november 2012 onderhandelt de Colombiaanse regering van president Juan Manuel Santos (2010-1014) opnieuw met de FARC over vrede. De besprekingen vinden plaats in Havanna, de hoofdstad van Cuba. Er is voorzichtige hoop dat er nu eindelijk, na vijftig jaar, een einde komt aan de burgeroorlog.
Medellín – De Stad die zich opnieuw uitvond
Medellín is qua inwonersaantal en economisch belang de tweede stad van Colombia en hoofdstad van het departement Antioquia. De stad ligt in de Aburrá-valei op een hoogte van 1500 meter boven zeeniveau, in de Centrale Bergrug, een van de drie uitlopers van het Andesgebergte. De stad heeft, dankzij die ligging, een aangenaam klimaat en een gemiddelde temperatuur van 23 graden en staat in Colombia bekend als ‘de stad van de eeuwige lente’. De inwoners van Medellín worden ook wel paisas genoemd.
De stad heeft een bevolking van tweeënhalf miljoen inwoners. Samen met randgemeenten die naast Medellín in de Aburrá-valei liggen, zoals Envigado, Sabaneta, Itaguí en Bello, telt de metropoolregio drieënhalf miljoen inwoners. Net als in de meeste steden van de Derde Wereld, is er een grote economische ongelijkheid onder de bevolking en vind je er dure wijken als El Poblado en Laureles, met sjieke winkelcentra en luxueuze flatgebouwen, naast barrios populares, achterwijken aan de rand van de stad die worden gekenmerkt door armoede, werkeloosheid en geweld.
Medellín was echter ook een geïsoleerde stad, aan alle kanten omringd door bergen, en had tot ver in de negentiende eeuw weinig contact met andere regio’s van het land. Lange tijd waren er geen fatsoenlijke wegen en een reis naar steden als Bogotá, Cali of Cartagena kon dagen duren. Dat verklaart ook het wat regionalistische en chauvinistische karakter van haar inwoners, die bijzonder trots zijn op hun stad en hun cultuur en de voorkeur geven aan het ‘eigene’ boven het ‘vreemde’.
Rond 1900 groeide de bevolking explosief. Van 20.000 in 1870 tot 140.000 in 1938, en de stad behoorde daarmee op dat moment al tot een van de twintig grootste steden van Latijns Amerika. Hoewel Medellín geen havenstad is, groeide de stad in die periode uit tot een commercieel en industrieel centrum. Belangrijk was de handel in koffie en goud en vanaf 1910 ontwikkelde zich ook een industrie, met verschillende textielfabrieken, schoenfabrieken en tabaksfabrieken. Vooral de textielfabrieken trokken arbeiders aan uit het omliggende platteland, die in grote getalen naar Medellín migreerden.
Maar de stadsplannen werden al snel achterhaald door de enorme toename van de bevolking, die zich in twintig jaar verdrievoudigde: van 350.000 in 1951 tot al meer dan een miljoen in 1973. Dit had onder andere te maken met de grote toestroom van mensen uit het omringende platteland, die in de stad meer mogelijkheden zagen voor hun toekomst en ook vaak gevlucht waren voor het geweld van de burgeroorlog. De woningbouw was ongeordend en vooral in het buitenste gedeelte van de stad, op de flanken van de bergen, ontstonden de barrios populares.
De belangrijkste inkomstenbron voor veel inwoners was de textielindustrie, onder andere de bedrijven Coltejer en Fabricato verschaften veel werkgelegenheid. Toen de textiel in de jaren zeventig in een crisis raakte, had dit grote sociale gevolgen. De werkeloosheid nam toe en daarmee ook de criminaliteit en de onveiligheid. Het was ook in deze tijd dat eerst de smokkel van sigaretten en elektrische apparaten en meteen daarop de drugshandel als alternatief opkwam voor duizenden personen die zonder werk zaten en geen ander alternatief zagen.
Pas in 1984 kwam de eerste reactie van de autoriteiten op de toenemend penetratie van de maffia in de maatschappij, maar toen was het eigenlijk al te laat. De macht van de drugsbaronnen, die het samen met de traditionele politieke klasse op een akkoordje hadden gegooid, was nauwelijks nog terug te draaien. Toen Escobar in april 1984 de toenmalige minister van justitie liet vermoorden, kwam er voor het eerst een reactie van de regering. President Betancur begon de maffia te vervolgen en dreigde de drugsbaronnen met uitlevering aan de Amerikaanse justitie, in feite het enige waar ze bang voor waren.
Van oudsher organiseerden jongeren in deze wijken zich in zogenoemde pandillas (jeugdbendes), een normaal fenomeen in marginale wijken van Derde Wereldsteden, waar armoede en criminaliteit eendrachtig samengaan. Door het contact met de drugsorganisaties ontstond in Medellín echter een bijzonder fenomeen, dat van de sicario’s, de ‘kinderen die doden’.
De opkomst van de drugshandel en de maffia vond plaats in een periode dat de traditionele instituties hun geloofwaardigheid volkomen hadden verloren. De politieke partijen waren corrupt en hadden geen enkele band met de bevolking, de kerk verloor haar geestelijk leiderschap en de Staat schitterde in alle opzichten door afwezigheid. De bewoners in de wijken hadden het gevoel dat ze volkomen op zichzelf waren aangewezen.
De ‘nieuwe rijken’ van de drugsindustrie profiteerden van deze situatie en begonnen een belangrijke rol op te eisen. Ze wierpen zich op als de belangenbehartigers van de arme buurten, ze sponsorden sportactiviteiten en ze reactiveerden een speciaal religieus gevoel. Ze werden een voorbeeld voor de jeugd en een jonge generatie, die was opgegroeid zonder hoop en idealen en die zich maar al te graag identificeerde met deze succesvolle ondernemers.
De verleiding van het ‘snelle geld’ vormde de belangrijkste corrumperende factor. In de sloppenwijken van Medellín was de ambitie van een werkeloze jongere niet om taxichauffeur te worden of straatverkoper, maar om lid te worden van een van de fameuze bendes, zoals de Magnificos, de Nachos of de Priscos. Een vaderfiguur ontbrak overigens bijna altijd in dergelijke gezinnen: de jongens kenden hun vader niet of van héél vroeger. Ze vereerden daarentegen hun moeder en zochten een vaderfiguur elders, niet zelden was dat een bendeleider die het gemaakt had of een ‘nieuwe rijke’. Pablo Escobar was een typisch voorbeeld van zo’n ondernemer die werd aanbevolen door moeders en werd vereerd door haar zonen.
Het was in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw dat Medellín wereldwijd bekendheid kreeg als de stad van het geweld en het centrum van de maffia. Dat mag vooral Pablo Escobar zich aanrekenen, want hij heeft er als geen ander voor gezorgd dat Medellín wereldwijd vereenzelvigd wordt met dit beeld van een stad in oorlog, een stad van sicario’s, van misdaad, een stad die je beter kunt mijden.
Het is een grote omslag. Aan het einde van de vorige eeuw stond Medellín bekend als de hoofdstad van de misdaad, met ongekende geweldscijfers. Tussen 1975 en 2010 kwamen in de stad maar liefst 90.000 personen op een gewelddadige manier om het leven, ongekend hoog voor een gebied waar officieel geen oorlog is. In die periode werden gemiddeld meer dan drieduizend moorden per jaar geregistreerd, drie keer zoveel als in de meest gewelddadige steden in Mexico nu.
De man die de aanzet gaf tot de omwenteling is Sergio Fajardo, burgemeester van 2004 tot eind 2007. Het aanzien van de stad veranderde. Er werden projecten ontworpen voor mensen uit de marginale wijken van de stad, wat vroeger nooit gebeurde. Zo werd er veel geld geïnvesteerd in het verbeteren van onderwijs door de bouw van nieuwe scholen en opvangplaatsen. En overal in de stad werden bibliotheek-parken aangelegd, voorzien van computers met snelle internetverbinding, filmhuizen en muziekpodia.
De verbetering van de infrastructuur richtte zich niet op het aanleggen van méér en grotere autowegen, zoals vroeger, maar had als doel de sociale ‘insluiting’ van inwoners uit de marginale wijken. De aanleg van een kabelbaan van metrostation Acevedo naar Santo Domingo, een wijk die jarenlang alleen in het nieuws kwam vanwege de bendeoorlogen, zorgde voor een omslag in die wijk. Niet langer hoefden inwoners uren in een gammele bus te zitten als ze naar hun werk gingen in het centrum van de stad, want nu waren ze binnen twintig minuten op de plaats van bestemming.
Voor de gemiddelde burger is de kwaliteit van leven in Medellín ongetwijfeld hoger dan in veel andere steden van Colombia en Latijns Amerika. Er is goed openbaar vervoer, inwoners hebben een grotere kans om in aanmerking te komen voor sociale woningbouw en hebben toegang tot scholen en bibliotheken. En dankzij Energiebedrijf EPM heeft maar liefst 97 procent van de woningen in de stad een goede aansluiting op water en elektriciteit.
Ondanks een beter bestuur en het investeren in de armere buurten van de stad, zijn er echter nog steeds duizenden jongeren die buiten de boot vallen en door verschillende redenen op straat belanden. Weinig onderwijs, gebroken gezinnen en te weinig steun uit hun directe omgeving zijn factoren die er toe bijdragen dat hun leven ontspoort. Die jongeren verdienen alle steun die ze kunnen krijgen.
Nico Verbeek
Verbeek is een in Medellín woonachtige Nederlander die boeken schrijft met Colombia als onderwerp. Hij is de auteur van boeken zoals Pablo Escobar: de zoektocht naar de man achter de mythe, Eigen Doelpunt, íngrid Betancourt: De vrouw die president wilde worden en De Wrekers Van Medellin. Verbeek heeft meegewerkt aan de content van deze website. Uit deze tekst mag niets gekopieerd worden, tenzij hier uitdrukkelijk toestemming voor is verleend.
Schaf hier de boeken van Nico Verbeek aan bij Bol.com
Lees meer exclusieve verhalen uit Colombia
De ‘exclusieve verhalen’ worden speciaal geschreven door Colombiaans.nl. Hiervoor is veel onderzoek en moeite gedaan. Op de tekst berust Copyright. Niets uit deze verhalen mogen overgenomen of gekopieerd worden zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming.
» Armero… en de wond van 30 jaar oud
» Ciudad Perdida
» Copa America 2001
» Embera Indianen
» La Violencia
» Muisca indianen
» Muziek en dans uit Colombia
» Mythen en Legenden van Colombia
» Nico Verbeek – Van Macondo tot Medellín
» Villa De Leyva
» Las Lajas
» De lugubere geheimen van Colombiaanse gevangenis La Modelo
» La Gaitana
» De duistere kant van ex-president Alvaro Uribe
» Hoe krijg ik een Colombiaans paspoort?
» 6 typische Colombiaanse desserts die je geprobeerd moet hebben
» 18 redenen waarom Colombia het gelukkigste volk ter wereld heeft
» Hoe krijg ik een Colombiaans paspoort?
» Help! Ik krijg bezoek uit Colombia, wat moet ik regelen?