Precies negentig jaar geleden vond in het thuisland van Colombia’s beroemde schrijver García Márquez een historische staking plaats die in een bloedbad eindigde en die roemrucht werd door de passages die Gabo erover schreef in zijn bekendste boek Honderd Jaar Eenzaamheid.
De massamoord op de stakers van de bananenplantages in Ciénaga is ook een mythe geworden en nog steeds is niet precies duidelijk hoeveel mensen werkelijk zijn omgekomen. Volgens de versie van Gabo, in Honderd Jaar Eenzaamheid, zijn het er 3.000. De generaal die verantwoordelijk was voor het neerslaan van de staking, generaal Carlos Cortés Vargas, hield vol dat het er ‘slechts’ 47 waren.
Waarschijnlijk zijn het er (veel) meer dan 47, maar minder dan 3000. In een telegram van de Amerikaanse ambassadeur in Bogotá, aan zijn regering in de VS, zegt deze dat een vertegenwoordiger van de United Fruit Company, het Amerikaanse bedrijf waartegen de staking was gericht, had verklaard dat het aantal doden zeker meer dan duizend was. United Fruit Company waseen van de multinationals die debananenplantages in de noordelijke provincie Magdalena, aan de Caribische Kust, exploiteerde. Hier schreef Colombiaans.nl in juni van dit jaar ook over met een reactie van Chiquita.
Dit bedrijf betaalde erg lage lonen, de arbeiders hadden geen recht op over-uren, vakantie, ziekteverlof en waren verplicht goederen in de winkel van het bedrijf te kopen. De arbeiders begonnen te protesteren, gesteund door de net opgerichte vakbonden, en eisten veranderingen. Maar er werd geen gehoor gegeven aan hun eisen en daarom begonnen rond de vijfduizend arbeiders op 11 november 1928 een algemene staking.
De gouverneur van Magdalena wist geen raad met de staking (het was nog nooit eerder voorgekomen) en vroegsteun aan de nationale regering. De minister van Oorlog stuurde zijn vertrouwenspersoon, generaal Cortés Vargas, naar Ciénaga, met een infanteriebataljon uit Barranquilla, om de orde te herstellen. Maar… de soldaten die de staking moesten breken waren, net als de stakers, mannen van de Kust en die werden met gejuich en flessen rum ontvangen. Er vond meteen verbroedering plaats en er barstte een groot feest los.
Dit werkte dus niet voor generaal Cortés en daarom vroeg hij aan de regering in Bogotá of ze hem troepen uit andere delen van Colombia konden sturen. Dat gebeurde en dus kwamen er een paar dagen later een versie groep militairen naar de Kust, om de staking neer te slaan, maar nu met soldaten uit Santander, Boyacá, Bogotá, Antioquia…
De generaal bezette de omgeving van Ciénaga en riep er de staat van beleg uit. Artikel éénhiervan luidde, om geen misverstanden te laten bestaan over het doel van de nieuwe wet: ‘elke samenkomst van meer dan drie personen is ten strengste verboden en moet derhalve onmiddellijk worden ontbonden’.
Op de ochtend van 6 december 1928 kwamen rond de 3000 stakers samen op het plein van Ciénaga, onder het roepen van leuzen van strijdkreten. De kapitein die de troepen van generaal Cortés aanvoerde riep de meute op om in vijf minuten het plein te ontruimen. De stakers gaven hier geen gehoor aan en begonnen zich juist uitdagender op te stellen. De kapitein deed nog een laatste oproep: Nog één minuut en dan zal bevel tot vuren worden gegeven. Maar niemand onder de stakers op het plein geloofde werkelijk dat de militairen zouden gaan schieten.
Generaal Cortés nam daarop een megafoon en schreeuwde nog een laatste keer: ‘iedereen terugtrekken, we gaan schieten, ik geef jullie één minuut!’ Iemand uit de menigte schreeuwde terug: ‘Die minuut, die geven we je cadeau!’ Meteen daarop gaf de generaal het bevel om te schieten.
Toen begon het geratel van tientallen mitrailleurs, dat misschien een minuut aanhield.
Veel van de stakers vluchtten in paniek, de doden en gewonden bleven op het plein achter. Volgens de legende werden veel van de doden door de soldaten in zee gedumpt, waardoor het voor altijd onmogelijk zal zijn om het precieze aantal doden vast te stellen.
Hoewel in Ciénaga een ramp van danteske proporties had plaatsgevonden, zou het nieuws over de tragedie van de stakers van de bananenplantages waarschijnlijk nooit tot de rest van Colombia zijn doorgedrongen,als de jonge volksvertegenwoordiger Jorge Eliécer Gaitán zich er niet mee had bemoeid.
De politicus, advocaat en toekomstige leider van de Liberale Partij, die in 1948 in Bogotá vermoord zou worden, reisde een half jaar na de massamoord naar Ciénaga en sprak er met getuigen en nabestaanden van de slachtoffers van de massamoord. Met de informatie die hij had verzameld, keerde hij terug naar Bogotá, om in de dagen erop een debat te organiseren in het Huis van Afgevaardigden, waarna het hele land weet kreeg van de dramatische en bloedige gebeurtenissen in het meest noordelijke deel van het land.
Gabriel García Márquez beschrijft in Honderd Jaar Eenzaamheid de massamoord in Ciénaga in een paar van de indrukwekkendste bladzijden van de roman en vertelt dat 3000 doden van het plein werden afgevoerd in treinen, die naar de kust reden, waar ze vervolgens in zee werden gegooid.
De kenners van de geschiedenis reageerden door te stellen dat Gabo bij het schrijven van die passages flink heeft overdreven en dat het aantal slachtoffers nooit zo hoog kon zijn geweest. Literaire kenners weten ook dat Gabo bekend staat om zijn retorische overdrijvingen in zijn boeken en dat dergelijke hyperbolen een wezenlijk deel uitmaken van zijn schrijfstijl.
Hoewel zijn roman een fictieverhaal is en een product van z’n verbeelding, was García Márquez echter bijzonder goed op de hoogte van de gebeurtenissen van de bananenstaking uit 1928 en de massamoord die volgde.
Want hij beschikte over een bijzondere informant: zijn grootvader Nicolás Ricardo Márquez Mejía, de man die volgens Gabo zelf een belangrijke invloed heeft gehad op zijn leven en ambitie om schrijver te worden. Grootvader Nicolás Márquez was in die periode penningmeester op het stadhuis van Aracataca, buurgemeente van Ciénaga en geboorteplaats van Gabo.
Ook Jorge Eliécer Gaitán, die de Colombianen op de hoogte bracht van wat er zich had afgespeeld in Ciénaga, had voor zijn debat in het Congres informatie gekregen, uitgerekend van deze ambtenaar: Nicolás Márquez Mejía.Diezelfde die de jonge Gabo jaren later de details vertelde van deze historische gebeurtenis.
Dus, Gabriel García Márquez wist wel degelijk waarover hij sprak, toen hij begon te schrijven aan zijn beroemdste boek, Honderd Jaar Eenzaamheid. Hij had informatie uit de eerste hand. Van z’n eigen grootvader…
Nico Verbeek
– Colombiaans.nl
Nico Verbeek is schrijver en columnist voor onder andere Colombiaans.nl en schreef de boeken Het kartel van de Narcos, De wrekers van Medellín, Eigen Doelpunt en Ingrid Betancourt De vrouw die president wilde worden. Verbeek is woonachtig in Medellín. Ook geeft hij Nederlandse les aan Colombiaanse burgers die het examen voor inburgering-buitenland moeten doen.
Verbeek schreef onder meer onderstaande boeken
Lees ook
» Mijn naam is Juan Pablo alias Sebastián Marroquín, zoon van Pablo Escobar
» Invloedrijke Colombiaanse personen: Pablo Escobar
» Review film: Loving Pablo Escobar
» Fan van NARCOS? DEA-agenten van Pablo Escobar komen naar Nederland
» Toch kluis gevonden in voormalig huis van Pablo Escobar
» Nijlpaarden van Pablo Escobar krijgen eigen documentaire
» Pablo Escobar nog steeds aanbeden in Medellín