Honderd jaar geleden, in de jaren 1918-1920, beleefde de wereld de grootste pandemie (wereldwijde epidemie) uit de geschiedenis: de Spaanse griep. De ziekte kostte het leven van naar schatting 40 miljoen mensen, ongeveer vijf procent van de toenmalige wereldbevolking. Geschat wordt dat gedurende deze jaren één op de drie personen in de wereld op een bepaald moment besmet is geweest met het griepvirus. De Spaanse griep werd zo genoemd omdat Spanje het land was dat extreem zwaar werd getroffen door de ziekte.
De Spaanse griep werd veroorzaakt door een virus, dat nooit is geïdentificeerd en er is dan ook nooit een remedie voor de ziekte gevonden – hij is in de loop van de jaren vanzelf uitgestorven. De ziekte werkte volgens de wet van de ‘natuurlijke selectie’: het virus doodde de zwakste personen, terwijl de rest van de bevolking er geleidelijk een immuniteit voor ontwikkelde.
Het uitbreken van de Spaanse griep viel samen met de Eerste Wereldoorlog, die van 1914 tot 1918 duurde. Bovendien was er in die periode wereldwijd een groot voedseltekort en heerste er een economische crisis. Daarom besloten de regeringen in die tijd om de ernst van de ziekte verborgen te houden voor de al zo zwaar getroffen bevolking om te voorkomen dat de totale wanhoop zou toeslaan.
De symptomen die patiënten van de Spaanse groep kregen leken aanvankelijk op die van een ‘normale’ griep of verkoudheid: keelpijn, hoofdpijn en niet fit zijn. Daarna kwam er verlies van het gehoor, problemen met de ogen, duizeligheid en soms ook stuiptrekkingen bij. In het laatste stadium van de ziekte verschenen bruine vlekken op de wangen, die zich over het hele lichaam verspreidden. Vaak eindigde het met een ernstige longontsteking, die zo snel verliep dat sommige besmette zieken nog dezelfde dag stierven.
Van alle medicijnen die vroeger wel werkten bij vergelijkbare ziektes, bracht geen enkele nu uitkomst. De autoriteiten probeerden met allerlei maatregelen de ziekte in de hand te houden. Zo kwam er een verbod op spugen, het gebruik van een mondkapje werd verplicht gesteld, massale samenkomsten dienden zoveel mogelijk vermeden te worden en publieke gebouwen als theaters, bioscopen en zelfs scholen werden gesloten. Maar niets hielp om de verspreiding van de pandemie te stoppen.
De griep brak uit in maart 1918 in de Verenigde Staten: in de militaire kazerne van Funston, in Kansas, werd de eerste patiënt met de later bekende ziekteverschijnselen (koorts, hoofdpijn) naar de medische post van de kazerne gebracht. Nog diezelfde nacht hadden meer dan honderd soldaten dezelfde symptomen en na een week moesten er extra loodsen op het terrein van het legerkamp worden ingericht om de honderden nieuwe ziektegevallen te kunnen herbergen.
Het is hoogstwaarschijnlijk dat soldaten van deze kazerne, toen ze naar Frankrijk werden gestuurd om te gaan vechten in de Eerste Wereldoorlog, het virus mee hebben genomen. Van Europa uit is het daarna razendsnel over de vijf continenten verspreid, door reizigers, door de post en ook door de legertroepen zelf die zich van het ene front naar het andere verplaatsten.
In de tweede helft van 1918 bereikte het virus ook Colombia. Er zijn twee theorieën over de manier waarop dat is gebeurd: het kan zijn dat het virus is meegereisd met een postpakket, afkomstig uit de Verenigde Staten, terwijl een andere versie ervan uit gaat dat het virus het land is binnengekomen via de Atlantische Kust en dat het is meegenomen door reizigers op een boot die eerder uit Barcelona was vertrokken.
Colombia was op dat moment helemaal niet voorbereid op een epidemie van een dergelijke omvang en het gezondheidssysteem stortte volledig in. Ook werd de ernst van de epidemie aanvankelijk onderschat en werd er bijvoorbeeld ook niet aan gedacht om quarantaine uit te roepen. Dit alles droeg ertoe bij dat de ziekte zich razendsnel kon verspreiden, over het hele land. De slechte hygiënische omstandigheden, vooral in de arme wijken rondom de steden en op het platteland, het gebrek aan goed drinkwater en de slechte woonomstandigheden in veel huishoudens, zorgden ervoor dat de ziekte vrij spel had.
Colombia had in 1918-1919 rond de zes miljoen inwoners, van wie er in korte tijd, als gevolg van de Spaanse griep meer dan 140.000 stierven. Alleen Bogotá, met een bevolking van 141.639 bewoners, telde in een paar maanden tijd al meer dan 1500 dodelijke slachtoffers.
De regering zag zich gedwongen om gemeenschappelijke begraafplaatsen te creëren om de al die doden te kunnen begraven, omdat het bestaande Cementario Central en de begraafplaats van Chapinero de vraag niet aan konden.
In september 1918 waren volgens een schatting van het dagblad El Tiempo minstens 20 van de 100 inwoners van Bogotá getroffen door de ziekte. In oktober 1918 had de epidemie zich al over alle delen van de stad verspreid en kwam als gevolg daarvan het gewone leven vrijwel tot stilstand. Bijna alle banken en winkels werden gesloten, veel scholen hadden de lessen opgeschort. Naar schatting vijftig procent van de politieagenten zat met griep thuis. Er reed maar een fractie van de normale aantallen auto’s en paard-met-wagens op de weg. Omdat veel werknemers zich ziek hadden gemeld, was de dienstregeling van de trams in de stad tot een minimum teruggebracht.
Enkele curieuze feiten rondom de wereldwijde pandemie van de Spaanse griep:
*Het aantal slachtoffers van de ziekte overtrof het aantal doden dat de Eerste Wereldoorlog had geëist (40 miljoen tegenover 10 miljoen).
*Omdat gedacht werd dat het inademen van sigarettenrook de ziektekiemen van de Spaanse griep doodden, werd de consumptie van nicotine gestimuleerd.
*In november 1918 werden de vredesakkoorden getekend die een einde maakten aan de Eerste Wereldoorlog. De massa’s mensen die samenkwamen om de vrede te vieren zorgden ervoor dat de besmetting met het virus opnieuw oplaaide. Een van de slachtoffers was de Amerikaanse president Woodrow Wilson.
Andere beroemde griep-slachtoffers waren: president Franklin D. Roosevelt, schrijver Franz Kafka, componist Bela Bartok en de schilder Edvard Munch. De Franse dichter Guillaume Apollinaire en de schilders Egon Schiele en Gustav Klimt stierven aan de Spaanse griep.
*Pas in 1938 werd het virus dat de griep veroorzaakte ontdekt.
Nico Verbeek
– Colombiaans.nl
Nico Verbeek is schrijver en columnist voor onder andere Colombiaans.nl en schreef de boeken Het kartel van de Narcos, De wrekers van Medellín, Eigen Doelpunt en Ingrid Betancourt De vrouw die president wilde worden. Verbeek is woonachtig in Medellín. Ook geeft hij Nederlandse les aan Colombiaanse burgers die het examen voor inburgering-buitenland moeten doen.
Verbeek schreef onder meer onderstaande boeken
Lees ook
» Mijn naam is Juan Pablo alias Sebastián Marroquín, zoon van Pablo Escobar
» Invloedrijke Colombiaanse personen: Pablo Escobar
» Review film: Loving Pablo Escobar
» Fan van NARCOS? DEA-agenten van Pablo Escobar komen naar Nederland
» Toch kluis gevonden in voormalig huis van Pablo Escobar
» Nijlpaarden van Pablo Escobar krijgen eigen documentaire
» Pablo Escobar nog steeds aanbeden in Medellín