Ik voel nog snel even in mijn zak of ik de kaart heb. Ja, daar is ‘ie, ik moet hem alleen nog even opladen voor ik de trein instap. Hup zoef, ik ben onderweg! Ik kijk naar buiten en zie koeien grazen en een forens aan zijn warme koffie slurpen. Verderop zitten een paar reizigers te keuvelen.
Even gaan mijn gedachten terug naar de trip in Colombia en ik dommel weg. In die reis nam ik altijd de Transmilenio. Je hebt ze in Bogotá vast weleens gezien. De trouwe rode bussen die stinken en waar je meestal staand de samba leert dansen door de goede vering die eigenlijk zijn langste tijd wel heeft gehad. Je reis begint bij een hokje met een servicevrouwtje die vraagt: “Hoeveel je op je kaart wil hebben?”
Standaard zet je er 6000 Colombiaanse Peso (COP) op omdat je dan altijd genoeg hebt. Na je kaartje gescand te hebben loop je voorbij het draaipoortje en de chagrijnige politieagent die vind dat zijn dienst nu wel lang genoeg heeft geduurd. Na over een stellage te zijn gelopen die de gemiddelde Genie compagnie even snel als noodbrug zou gebruiken, kom je bij de halte (parada) aan.
Er staat een nog veel te jonge agent. Je ziet dat hij zich afvraagt waarom hij in hemelsnaam op deze plek is neergezet. Daar sta je dan, met die agent en medereizigers te wachten op de bus. Hopend dat die niet vol is en zeker ook niet te laat. Vol zou betekenen dat alle onbeschoftheid in de Bogotaan loskomt. Dan ontstaan er bizarre taferelen.
Persen tot de as van de bus het nog net doet. De blauwe stoeltjes zijn natuurlijk al lang bezet, met jonge mensen maar door de drukte kunnen bejaarden, ja die komen gelukkig ook voor in Bogotá, en zwangere en vrouwen met kinderen er niet opzitten.
Ik heb geluk mijn bus zit niet vol. Waar kan ik zitten? Een plaatsje bij het raam maar niet vlak bij de uitlaat want die zit in het midden van de bus. dan kan ik mijn octaan-gehalte laten meten. Zo stuiter ik naar de volgende halte. Een reiziger achter me schreeuwt door zijn mobiel omdat de verbinding op dit stuk weer belabberd is.
Bij de volgende halte stapt er een man in met een speaker, o jee, ik vrees het ergste. Ja hoor, hij brengt zijn liefelijke stem tot actie en begint een rap-aria. Voor deze mensen heb ik nog respect omdat ze een soort van aangeleerd beroep denken te ambiëren. Je hebt ook mensen die proberen pennen te verkopen door ze eerst uit te delen en dan een zielig verhaal op te hangen.
Vervolgens hoor je de prijs. Ik moet toegeven dat dit nog beter is dan dat je alleen het zielige verhaal zou horen. Er zitten verschillende ‘types’ in de bus maar de smerigsten zijn mensen die naast zwartrijden, ook nog extreem stinken. Als de agent een goede bui heeft en ziet dat de semi-zwerver ongegeneerd en illegaal het perron op probeert te komen, hij kennismaakt met de majorette kunsten van die agent in de vorm van zijn gummiknuppel.
Ik schrik opeens wakker en beland weer in de realiteit door de stem van de NS-conducteur die om mijn vervoersbewijs vraagt. Dan besef ik me heel goed dat we ondanks de vele vertragingen bij de NS of bus we eigenlijk niet mogen klachten over het O.V. in Nederland.
– Carlo