Het valt niet te ontkennen dat er veel is veranderd in Medellín de afgelopen pakweg dertig jaar. Begin jaren negentig was Medellín nog de hoofdstad van de internationale misdaad en moordcijfers in die tijd overtroffen die van een land in oorlog. Sinds het begin van de vorige eeuw vond er een stille revolutie plaats, vooral door toedoen van burgemeester en wiskunde-hoogleraar Sergio Fajardo. Sociaal urbanisme, bibliotheken en goede scholen in de achterwijken, een betere mobiliteit, een doelgericht beleid voor het aantrekken van buitenlandse investeringen, dat allemaal zorgde voor een optimistische stemming.
Waar hoofdstad Bogotá met het beleid van burgemeesters als Samuel Moreno en Gustavo Petro steeds verder in het moeras zakte, kreeg het bestuur in Medellín wereldwijdeerkenning en won de stad de prijs voor meest innovatieve stad ter wereld. Het gevolg was dat talrijkejournalisten, uit alle windstreken, afreisden naar Medellín om met eigen ogen die wonderbaarlijke transformatie te aanschouwen, van de stad van drugs & misdaad, naar die van de hoop & de welvaart.
Wat de reportages met elkaar gemeen hebben is dat ze een bijzonder positief beeld schetsen van het nieuwe Medellín en op een paar superlatievenmeer of minder wordt niet gekeken. Als daar een paar kritische noten tegenover staan, bijvoorbeeld over de macht van de bendes in de achterwijken, de afpersing van de winkels in het centrum of het failliet van het stadsproject Parques del Río van ex-burgemeester Aníbal Gaviria, dan heb ik daar verder vrede mee. Maar de meeste verhalen zijn toch vooral juichverhalen, waar weinig vragen of kanttekeningenbij worden geplaatst.
Een paar dagen terug werd ik gewezen op een artikel over Medellín in De Volkskrant. Erboven stond:Hoe Medellín transformeert van moordstad tot het Silicon Valley van Latijns-Amerika – Innovatie en technologie als sleutel naar welvaart voor iedereen.
Toen was mijn aandacht meteen gewekt. Want ik woon toch al een tijdje in de stad, maar Silicon Valley…? En welvaart voor iedereen? Mijn verbazing nam nog toe toen ik de inleidende beschrijving las die de journalist over Medellín gaf.
‘Medellín ligt in een zonnige vallei (360 dagen per jaar 25 graden) omringd door heuvels, bossen en weilanden. De stad is een mix van moderne flats, weelderig groene buitenwijken en een koloniaal centrum met nauwe straatjes. Overal klinkt muziek en de terrassen zitten tot diep in de nacht vol.’
In eerste instantie dacht ik dat het over een andere stad ging. Want Medellín heeft helemaal geen koloniaal centrum. Het is ook geen mix van moderne flats en groene buitenwijken. Er is slechts één groene buitenwijk, El Poblado, en die is ook niet meer zo groen en heeft een serieus verkeersprobleem. Er is ook geen terrasjes-cultuur: de meeste mensen (in ieder geval die het kunnen betalen) zitten liever ergens binnen in een koel restaurant te eten of te drinken.
Ik twijfelde of het verhaal in De Volkskrant misschien onderdeel uitmaakte van een promotiecampagne van de Colombiaanse regering, om het toerisme te bevorderen of zoiets. Maar dat bleek toch niet het geval. Het ging over een programma van de gemeente waarbij gratis computers ter beschikking worden gesteld aan leerlingen op scholen in achterwijken, die zo de mogelijkheid krijgen om te leren programmeren of misschien wel een start-up te beginnen.Een interessant programma, maar niet echt nieuw. Het aanleggen van snelle internet-verbindingen en het beschikbaar stellen van computers of tablets, dat doen heel veel andere gemeentes in Colombia óók.
Het klopt wel dat je in Medellín bijna overal een snelle Wi-Fi hebt, zoals in het artikel staat, maar dat komt helemaal op rekening van het nutsbedrijf EPM, dat ook vrijwel in z’n eentje verantwoordelijk is voor de financiering van al die mooie sociale projecten van de gemeente. Daar hebben de banken en bedrijven die in het Volkskrant-artikel worden genoemd niet zoveel mee te maken.
Het hele artikel is een lofzang op het gemeentebeleid van de afgelopen jaren, zoals dat in bijna alle media-coverage van Medellín gebeurt. Waarom lijken die verhalen toch altijd zoveel op elkaar?
De sleutel tot het oplossen van dat raadsel is een afkorting van drie letters: ACI. Dat staat voor Agencia de Cooperación Internacional, de afdeling promotie van de gemeente Medellín, die journalisten ontvangt en ze wegwijs maakt door de stad.
Ik ken de jongens en meisjes van de ACI. Ze zijn erg aardig, sommigen spreken zelfs behoorlijk goed Engels en helpen je graag aan contacten. Niet geheel toevallig zijn dat vooral mensen die op éénof andere manier betrokken zijn bij de projecten van de gemeente. En ze weten precies wat de journalist wil horen, want die heeft zijn huiswerk gedaan en de juich-verhalen over de transformatie van Medellín van tevoren al gelezen. Twee-nul voor ACI dus, nog vóór de aftrap.
En dus wordt de nietsvermoedende journalist meegenomen voor een ritje in de metro, wordt een bibliotheek bezocht of een pas gebouwde school en uiteraard mag een dagje in het moderne gebouw van Ruta N niet ontbreken, het hightech-centrum waar de innovatie van Medellín gestalte krijgt. Een constructie waar de google-jongens nog jaloers op zouden zijn: veel groen, prettige kantoren, open ruimtes…
Inderdaad, technologie& innovatie is een van de clusters die de gemeente heeft uitgekozen om de economische ontwikkeling te stimuleren. En als het even kan, ervoor te zorgen dat de welvaart wat gelijkmatiger wordt verdeeld. Zelfs voor Colombiaanse begrippen gaat het wat dat betreft nog steeds niet zo goed in Medellín, want het is nog steeds de stad met de grootste verschillen tussen arm en rijk van het land.
Mooi, al die positieve publiciteit voor Medellín, en ik gun ‘t het gemeentebestuur van harte. Maar ik lees voortaan alleen nog de brochures van de gemeente, net zo makkelijk…
ook geplaatst in La Chispa