Vluchtelingen stonden in het nieuws in Colombia. Die van Europa, maar nog meer die van Colombia zelf. Duizenden Colombianen werden uit Venezuela gedeporteerd en weggejaagd, de grens over. Ze moesten hun spullen achterlaten, soms werden gezinnen gescheiden, bleven kinderen achteren, of juist de ouders. Hun huizen werden meteen met de grond gelijk gemaakt of er werd een D op gekalkt, van ‘demoler’ oftewel: met de grond gelijk maken.
De olieprijzen zijn gehalveerd en de Venezolaanse economie is volkomen ingestort. Die is voor meer dan negentig procent afhankelijk van de inkomsten uit de verkoop van olie. Het productieapparaat is in de laatste jaren volledig afgebroken en alle goederen moeten worden geïmporteerd. De inflatie is meer dan honderd procent per jaar.
[adrotate banner=”4″]
In december zijn er weer verkiezingen en president Nicolas Maduro heeft tegenwoordig een populariteit van rond de twintig procent. Als er niets gebeurt, verliest hij die verkiezingen en is het einde van het ‘socialisme van de 21ste eeuw’ in het zicht. Geen wonder met ellenlange files voor de deuren van de supermarkten en een bevolking die niet te eten heeft.
Maar Maduro is niet het type president dat zich zonder slag zal overgeven. Hij is het type despoot dat ten onder zal gaan, en daarbij het hele land met zich mee zal sleuren in de afgrond. Dus trekt hij de laatste maatregel uit de kast, bekend van zoveel dictators vóór hem. Hij zoekt een zondebok, liefst een buitenlandse zondebok, goed herkenbaar. Colombianen, makkelijk zat. En die zijn volgens Maduro nu verantwoordelijk voor de economische crisis, voor de inflatie, voor de smokkel, ja, voor alle kwalen waaraan he Venezolaanse paradijs lijdt. Waar kennen we dit soort praktijken toch van? De geschiedenisboeken staan er vol van.
[adrotate banner=”4″]
In de Nederlandse kranten las ik slechts schaarse berichten over het Colombiaanse vluchtelingenprobleem. Begrijpelijk, er zijn belangrijkere nieuwsberichten, dichter bij huis. Kwalijker was wel dat de weinige berichten die verschenen waren geschreven aan een bureau in Amsterdam, zonder gehinderd te zijn door werkelijke kennis van zaken. En het enige dat ik las was het traditionele enerzijds-anderzijds verhaaltje waarbij Maduro nog steeds ‘president’ wordt genoemd.
Waaraan het ontbreekt zijn journalisten die naar de plek des onheils gaan en met eigen ogen zien wat er gaande is. En ook jammer dat er zo weinig historici onder de hedendaagse journalisten zijn…